Schaatser door het ijs

Wie gaat het eerst

Wat heeft Obesitas te maken met de coronaprik en schaatsen op natuurijs?

Februari 2021. De afgelopen twee dagen overkwamen mij twee wel heel bijzondere dingen. Gisteren ging ik bij het schaatsen op natuurijs op een pittige manier door het ijs en vandaag kreeg ik na lang wachten en diverse keren uitstel mijn eerste coronavaccinatie. Het lijken twee heel verschillende dingen, maar volgens mij hebben (te) dikke mensen hier de oplossing in handen!

Natuurijs

De vooruitzichten waren fenomenaal en de foto’s en filmpjes die ik van mijn vrienden kreeg maakte het verlangen in mij nog sterker dan het al was. Schaatsen op natuurijs is iets vanaf mijn zesde jaar en via bevroren sloten en een ijsbaan in de wei, later iets op natuurven De Flaes. Nu al zo’n dertig jaar als lid van ijsclub Eindhoven op de ijsbaan. In 1997 reed ik als ‘toeschouwer’ de Elfstedentocht en nog in 2012 deden we dat op eigen wijze nog een keer. Daar tussendoor wat kleine marathonwedstrijden en de alternatieve Elfstedentocht in Zweden in 2013.

Als er dan na acht jaar weer een ijsvloertje ligt tja, dan gaat het los. Hier in de directe omgeving weinig goed ijs, daarom maar naar een van de plekken waar dat er wel ligt (of zou kunnen liggen). Ik reed vroeg op de zondagochtend naar Alblasserdam, 3 km van Kinderdijk af. Zodra het ook maar een beetje licht begon te worden het ijs op: fantastisch en adembenemend mooi. Na een half uur zag ik de zon opgaan en opnieuw: schitterend! Daarna tegen de wind in verder. Er lag een vrouw gewond op het ijs, ze werd verzorgd door vier anderen. Ik lette er steeds op in de buurt van andere schaatsers te blijven en wist dat de ijsprikkers grijpklaar om mijn hals hingen.

Dan kom ik bij een plek waar de tien meter brede vaart iets naar links buigt. Ik zoek naar sporen van schaatsers, aan welke zijde ze gereden hebben, maar zie niet direct iets. Ik minder vaart en zien vanaf de andere kant ook een man naderen, aan dezelfde zijde als ik me bevind. Het ijs is diepzwart, waar dat op andere plekken veelal een sneeuwkleur heeft.

Dan ineens, zonder gekraak of welke waarschuwing dan ook, zak ik naar beneden. Ik ga meteen kopje onder en in een reflex begin ik met watertrappelen. Ik had me altijd al afgevraagd of je dat met schaatsen kan: ja dus. Ik probeer het ijs aan de zijde waarvan ik kwam vast te grijpen en het brokkelt niet af. Ik probeer er met mijn bovenlichaam zover mogelijk op te gaan hangen en even balanceer ik tussen het lukt of het lukt niet. Ik besef ineens dat ik ook mijn ijsprikkers nog heb, maar ik heb geen hand vrij om die nu te pakken. Maar gelukkig is dat niet nodig want ik kan steeds verder het ijs op schuifelen. Zodra ik weer op het ijs sta, rijd ik voorzichtig terug in de richting waarvan ik kwam en waar een groepje van vijf mannen als bevroren staat te kijken. Niemand heeft nog een hand uitgestoken, maar ik zie de schrik op hun gezichten. Ze vragen hoe het met me gaat. Ik doe mijn helm af en giet het water eruit. Ook de handschoenen gaan uit, aan elke kant ongeveer 1 liter koud water erin. Ik berg de handschoenen op in mijn rugzakje en besef dat mijn telefoon en autosleutels ook nat moeten zijn. "Hoever moet je?", vraagt er een. Ik kijk op mijn horloge waarop ik de route opneem: 18 km terug naar de auto. Ik wil zo snel mogelijk daarnaartoe en leg dat in enkele woorden uit. Met een groet vertrek ik, gelukkig met wind in de rug. Het gaat vlot, maar met -5 graden krijg ik vooral koude handen. Ik probeer ze in de mouw van mijn jasje te wurmen, maar voel dat dit al snel aan het bevriezen is. De kou op mijn lichaam en in mijn schaatsschoenen valt mee, kou aan de handen blijft lastig.

Vlakbij Kinderdijk moet ik een weg oversteken om op een andere vaart te komen. Ik merk meteen dat de beugel waar ik de schaatsen mee los moet maken bevroren is, daarom besluit ik met schaatsen aan mijn voeten door het zand te lopen. Even later komt de auto in zicht. Daar aangekomen probeer ik de sleutel uit mijn zak te halen, maar de zak van mijn jasje zit als één klomp ijs vastgevroren en mijn handen zijn te koud om dat los te trekken.

Uiteindelijk lukt het en kan ik de auto openen. Hier dient zich het volgende probleem aan, hoe krijg ik de schaatsen uit. Er zit een ritsje aan mijn schaatsschoen, maar dat is ook bevroren. Met veel moeite wurm ik me met schaatsen aan achter het stuur en laat de motor lopen, om zo enige warmte te krijgen. Na een half uurtje lukt het mij om de schaatsen een voor een uit te krijgen en god zij dank heb ik droge sokken en een droge trainingsbroek bij. Ook een handdoek om me af te drogen. Gelukkig zijn dan de ramen al beslagen, het zal vast een vreemd gezicht zijn, een blote man in een auto naast een ijsbaan, met veel kinderen en de ramen helemaal beslagen. Uiteindelijk kom ik veilig thuis om daar weer op adem te komen.

Vaccinatie

Omdat ik al enige tijd op het vaccineren wacht, volg ik met belangstelling alles wat erover gezegd en geschreven wordt. Ik had me daarbij al verbaasd dat er telkens nieuwe groepen gevaccineerd worden, terwijl ik als zorgmedewerker tot een groep hoor die eigenlijk al veel eerder aan de beurt had moeten komen. Ik sta in de wacht en anderen blijven voorgaan. Nu hoorde ik zelfs dat (te) dikke mensen voorgaan omdat zij het grootste risico vormen om ernstig ziek te worden. Dat mensen uit deze groep ernstig ziek worden had ik al eerder gehoord, erg vervelend voor hen natuurlijk. Misschien moeten we daarom maar een compromis sluiten. Zij mogen het eerst als ze ook bij het schaatsen voorgaan. Ik gun iedereen het beste op deze wereld en hoop echt dat snel iedereen veilig gevaccineerd is. Maar niemand gun ik het om kopje onder te gaan op een vaart waarvan je toch verwachtte dat je er bovenop kon blijven staan. Als nu die (te) dikke mensen ook als eerste over dat ijs gaan, mogen ze gewoon voorgaan bij het vaccineren. Een compromis met gesloten beurzen zullen we maar zeggen.